Overslaan naar inhoud

Misverstanden over het erfrecht van de langstlevende echtgenoot


Het blijft verwondering wekken hoe hardnekkig bij cliënten soms het idee leeft dat bij overlijden van een echtgenoot de kinderen de volle eigendom zullen erven van de ‘eigen goederen’ van hun overleden ouder.  Die kinderen erven in de regel echter enkel de blote eigendom ervan, het vruchtgebruik van de ‘eigen goederen’ van de overledene komt toe aan de langstlevende echtgenoot.

Het wettelijk erfrecht van de langstlevende echtgenoot

De wet is heel duidelijk over de erfrechtelijke aanspraken van de langstlevende ingeval de vooroverleden echtgenoot kinderen nalaat: is er niets geregeld (bijvoorbeeld via testament), dan verkrijgt hij of zij het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap.  Dat blijkt letterlijk uit de bewoordingen van artikel 4.17, §1 van het Burgerlijk Wetboek, met weinig ruimte voor interpretatie: de gehele nalatenschap, dat zijn álle goederen van de nalatenschap, en dus ook de ‘eigen goederen’ van de overledene – en dit ongeacht het huwelijksstelsel waaronder de echtgenoten gehuwd waren (gemeenschap van aanwinsten, volledige scheiding van goederen, …).

Hebben cliënten een schenking verricht aan hun kinderen, dan is het vaak schrikken wanneer zij vernemen dat bij later overlijden van één van deze kinderen, het geschonken vermogen – of wat er nog van overblijft – niet volledig (dus in volle eigendom) zal vererfd worden door zijn of haar kinderen (kleinkinderen van de schenkers).  Althans voor zover het overleden kind, behalve kinderen, ook een langstlevende echtgenoot nalaat: deze zal dan inderdaad het vruchtgebruik erven van de goederen die (via schenking) afkomstig waren van zijn of haar schoonfamilie.

En het is des te meer schrikken dat dat ook zo is indien de langstlevende echtgenoot niet de ouder is van de kinderen (nieuw samengestelde gezinnen)…

Deze ‘problematiek’ stelt zich overigens niet alleen bij schenkingen.  Ook wanneer familiaal vermogen via erfenis overgaat van grootouders op hun kinderen, zal bij later overlijden van deze kinderen, voor zover ze gehuwd zijn, de schoonzoon of schoondochter het vruchtgebruik verkrijgen over deze vererfde goederen, en de kleinkinderen in eerste instantie enkel de blote eigendom ervan.

Kan het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot worden uitgeschakeld ?

Het is in elk geval een gegeven dat het vaak de intentie is dat familiaal vermogen in de rechte lijn doorstroomt van grootouders op hun kinderen, en naderhand op de kleinkinderen, enzovoort; zonder dat dit ‘doorkruist’ wordt door een vruchtgebruik ten gunste van de schoonfamilie.  En, zoals gezegd, is dit des te meer het geval bij nieuw samengestelde gezinnen, waarbij de langstlevende schoonzoon of schoondochter niet de ouder is van de kinderen van de overledene.

Een concreet geval.  Pierre heeft één dochter, Ann, die twee nog jonge kinderen heeft, Elke en Koen.  Ann is gehuwd met Stefaan, die echter niet de vader is van de kinderen: Elke en Koen zijn kinderen uit een eerdere relatie van Ann.  Pierre heeft een bepaald vermogen, waarvan hij wenst dat het ook op de langere termijn binnen de eigen familie blijft.

Wat zijn de mogelijkheden ?  Ik zie drie voorname opties:

  • een oplossing via testament van Ann;
  • een oplossing via huwelijkscontract van Ann en Stefaan;
  • een oplossing via schenking door of testament van Pierre.

Ann maakt een testament op

Ann kan, met of zonder medeweten van Stefaan, een testament opmaken waarin zij aan haar echtgenoot Stefaan het vruchtgebruik ontneemt van welbepaalde ‘familiale’ goederen; of, in algemene bewoordingen, van alles wat zij vanuit haar eigen familie via schenking of erfenis verkregen heeft en nog zou verkrijgen.  Daarvan zullen Elke en Koen dan de volle eigendom verwerven.

Is een dergelijke regeling sluitend ?  Dat hangt af van de omvang van enerzijds het ‘eigen’, ‘familiaal’ vermogen en anderzijds het vermogen dat Ann zelf opbouwde, al dan niet samen met Stefaan; en dat te beoordelen op het ogenblik van overlijden van Ann.  Ann kan aan haar echtgenoot het vruchtgebruik ontnemen van goederen die tot haar vermogen behoren, maar niet onbeperkt.  Inderdaad, Stefaan heeft recht op het vruchtgebruik van minstens de helft van het vermogen van Ann, waarbij door Ann gedane schenkingen mee in rekening worden gebracht.  Dit is zijn reserve in vruchtgebruik.

Indien Ann een vermogen met een waarde 100 zou nalaten dat ten belope van 80 bestaat uit geërfde goederen en ten belope van 20 uit zelf opgebouwd vermogen, dan zal een ontervend testament (met name van het vruchtgebruik op 80) slechts werkzaam zijn ten belope van vruchtgebruik op 50.  Wel is het zo dat Stefaan niet verplicht is zijn reserve in vruchtgebruik op te eisen: hij kan de wil van Ann respecteren, waardoor het testament alsnog volle uitwerking zou kunnen krijgen.

Ann en Stefaan maken een huwelijkscontract op

De echtgenoten kunnen via huwelijkscontract een regeling treffen omtrent de (afwezigheid van) erfrechtelijke aanspraken van Stefaan op de ‘familiale’ tegoeden van Ann.  Dat is een sluitende methode, die toelaat (zie de hiervóór vermelde bedragen) om aan Stefaan het vruchtgebruik op de volledige 80 te ontzeggen.  Met dien verstande uiteraard dat Stefaan hier zelf uitdrukkelijk mee dient in te stemmen; wat de logica zelve is, want hij is betrokken partij bij de akte huwelijkscontract.

Nu is een regeling via huwelijkscontract weliswaar in het specifieke geval van Ann en Stefaan mogelijk, omdat – en enkel omdat – er kinderen zijn uit een vorige relatie.  Indien Elke en Koen gemeenschappelijke kinderen zouden geweest zijn van Ann en Stefaan, zou van een dergelijke regeling geen sprake kunnen geweest zijn.

Dit is wat men gemeenzaam de ‘clausule Valkeniers’ pleegt te noemen: indien minstens één van de echtgenoten afstammelingen heeft uit een vorige relatie, kunnen zij in hun huwelijkscontract afspraken maken omtrent de wederzijdse rechten in elkaars nalatenschap.  Die afspraken hoeven niet wederkerig te zijn: zo is het perfect rechtsgeldig dat de ene wel erft van de andere, maar niet omgekeerd.  Behoudens voor wat betreft de gezinswoning en de inboedel ervan, is de vrijheid terzake totaal, en zijn de echtgenoten dus niet gebonden door wederzijdse reservataire aanspraken.  De procedure om een ‘Valkeniersclausule’ in het huwelijkscontract op te nemen, is wel relatief omslachtig – het gaat om een toegelaten zgn. punctuele erfovereenkomst.

Pierre werkt een passende regeling uit via schenking of testament

Een derde manier om aan Stefaan erfrechtelijke aanspraken op de ‘familiale’ goederen van Ann te ontnemen, is enigszins inventiever, maar komt niettemin in de praktijk vrij frequent voor.  Het komt er eigenlijk op neer dat een derde partij – in dit geval Pierre – ervoor zorgt dat deze ‘familiale’ goederen bij overlijden van Ann niet (meer) in haar vermogen aanwezig zijn.  Dat is mogelijk door een beroep te doen op het concept van de ontbindende voorwaarde: wanneer Ann overlijdt worden vermogensbestanddelen die zij bezat, op grond van een fictie (de ontbindende voorwaarde), geacht niet (meer) tot haar vermogen te behoren.  De meest voorkomende toepassingen hiervan zijn de volgende:

  • Pierre schenkt ‘familiaal’ vermogen aan Ann, onder voorwaarde van een conventioneel beding van terugkeer bij vooroverlijden van Ann; indien Ann effectief vóór haar vader zou overlijden, wordt de schenking ontbonden (ontbindende voorwaarde), waardoor het geschonkene geacht wordt geen deel uit te maken van haar nalatenschap; bijgevolg kan Stefaan er geen rechten (in vruchtgebruik) op doen gelden; uit zijn aard heeft een beding van terugkeer vanzelfsprekend maar uitwerking in het (eerder onwaarschijnlijke) geval waarin Pierre zijn dochter zou overleven;
  • Pierre schenkt ‘familiaal’ vermogen aan Ann, maar in plaats van een conventioneel beding van terugkeer op te nemen, wordt voorzien dat het voorwerp van de schenking bij overlijden van Ann meteen in volle eigendom overgaat op haar kinderen, en dit ongeacht of Ann vóór of na haar vader zou overlijden; daartoe worden Elke en Koen betrokken bij de schenking die hun grootvader verricht, zij het slechts in tweede orde, als ‘verwachters’ van de schenking die in eerste orde aan Ann toekomt; deze techniek, die wel wat beperkingen heeft (zo kan aan Ann geen bewaarplicht worden opgelegd omtrent de geschonken goederen), is de techniek van de zgn. restschenking (beding van ‘fideï-commis de residuo’);
  • Pierre kan het beding van ‘fideï-commis de residuo’ ook in een testament opnemen; men heeft het dan over het zgn. restlegaat.

Afsluitende bedenking

Of deze technieken – en er zijn er ongetwijfeld wel nog enkele andere – in de praktijk ook effectief zijn, is voor een groot deel de verantwoordelijkheid van Ann.  Zij dient er zorg voor te dragen dat het ‘familiaal’ vermogen individualiseerbaar en dus traceerbaar blijft, en dat wellicht over een heel lange periode.  Gaat het over vastgoed, of over aandelen van de familiale onderneming, dan is dat in de regel niet meteen een groot probleem.  Maar anders is het wanneer het ‘familiaal’ vermogen bestaat uit gelden en/of effecten (een beleggingsportefeuille).  Zodra Ann toelaat dat vermenging optreedt met ander vermogen, wordt de traceerbaarheid discutabel en na verloop van tijd onmogelijk.  Het blijvend individualiseren op afzonderlijke rekeningen, en het bijhouden van de bewijsstukken hiervan, zoals gezegd wellicht over een zeer lange duurtijd, is cruciaal.


Marc Moreau


Deze bijdrage werd redactioneel afgesloten op 23 juli 2025.  Zij is gebaseerd op rechtsbronnen zoals zij (redelijkerwijze kunnen geacht worden) gekend (te) zijn op die datum, en geldt dan ook onder voorbehoud van wijzigingen naderhand.  In geen geval kan deze bijdrage worden opgevat als een advies in een concreet dossier.  Ingeval schenkbelasting, registratiebelasting en/of erfbelasting aan de orde is, wordt er steeds uitgegaan van uitgegaan dat de Vlaamse regelgeving van toepassing is – tenzij uitdrukkelijk andersluidend wordt vermeld.