De schenking via bankgift, en het belang van de pacte adjoint
Wie eraan denkt om zijn kinderen een financieel duwtje in de rug te geven, bijvoorbeeld bij de aankoop van een woning, komt al snel uit bij een schenking. Maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor wie erop mikt om bij zijn later overlijden zijn erfgenamen de hogere tarieven erfbelasting (successierecht) te besparen. Schenkingen zijn inderdaad een populair instrument van familiale planning.
Schenkingen kunnen in wezen twee vormen aannemen: er zijn de notariële schenkingen en er zijn de niet-notariële, dus onderhandse schenkingen. Vandaag willen we het hebben over de ‘bankgift’, in de praktijk wellicht de meest populaire vorm van onderhandse schenking.
Wat is een bankgift ?
Er was een tijd waarin geld voornamelijk in cash circuleerde, en waarin aandelen, kasbons en obligaties veelal papieren stukken waren, aan toonder zoals dat heet(te). Dat was de tijd van de schenking via ‘handgift’, de (destijds zeer populaire) schenking via fysieke overhandiging van hand tot hand. Maar dat was vroeger: tegenwoordig staat geld veelal op een rekening, en dat is al zeker zo met aandelen en andere effecten. Een fysieke overhandiging van dergelijke zgn. gedematerialiseerde tegoeden – tegoeden dus die niet tastbaar zijn – is niet mogelijk. In een meer en meer digitale samenleving nam de bankgift dan ook voor een groot stuk de plaats in van de handgift.
Een bankgift is een schenking die verloopt van rekening naar rekening, en inzonderheid van rekening van de schenker naar rekening van de begiftigde. De bankgift kan betrekking hebben op gelden maar evenzeer op effecten (aandelen, obligaties, …), steeds op voorwaarde dat deze gelden of effecten gedeponeerd zijn op een rekening. Dat is vanzelfsprekend niet het geval met vastgoed, of met aandelen op naam, of met een kunstwerk of een oldtimer. Een bankgift van dergelijke vermogensbestanddelen is dan ook niet mogelijk – wat echter niet betekent dat een schenking ervan niet mogelijk zou zijn…
Vanzelfsprekend is niet elke overboeking van gelden bedoeld als schenking: een overboeking kan verricht worden om een schuld te voldoen, of kan verstrekt worden bij wijze van lening, enzovoort. Niet elke ouder die zoon- of dochterlief een financieel duwtje in de rug wil geven, en daartoe een geldsom overmaakt, heeft per definitie de intentie om hem of haar dat geld ook te schenken. Want een schenking is in principe definitief en onherroepelijk. Misschien wil die ouder dat geld (voorlopig) alleen maar uitlenen ?
Een bankgift is dan ook een overboeking (van gelden en/of van effecten) die verricht wordt met de intentie om te schenken, wat de letterlijke vertaling is van de Latijnse ‘animus donandi’ waar men het in de praktijk frequent over heeft. In dat geval zullen de wezenskenmerken van een schenking dan ook verenigd zijn:
- een verrijking in hoofde van de persoon die tegoeden op rekening ontvangt;
- een verarming in hoofde van de persoon die de tegoeden overboekt; en
- de bedoeling in hoofde van laatstgenoemde om de overgeboekte tegoeden definitief over te dragen aan eerstgenoemde
In de praktijk is dat echter niet voldoende. Het volstaat immers niet dat aan alle voorwaarden voor een schenking is voldaan: dit moet ook kunnen bewezen worden. Het bestaan van een schenking wordt inderdaad niet vermoed: wie zich op een schenking beroept, moet ook kunnen aantonen dat er een schenking plaatsvond.
Waarom is het bewijs van de bankgift belangrijk ?
Wanneer een vader aan zijn enige dochter 100.000 euro overmaakt, van zijn rekening naar haar rekening, om haar in de mogelijkheid te stellen zich een bouwgrond aan te schaffen, dan maakt het op het eerste gezicht niet zoveel uit wat daarvan de juridische kwalificatie is: dochter is tevreden, en vader is tevreden dat dochter tevreden is.
Maar achterliggend is de juridische kwalificatie van de overboeking natuurlijk wel belangrijk. Want zeven jaar na de overboeking overlijdt de vader. De dochter zal er vermoedelijk van uitgaan dat zij de ontvangen 100.000 euro zeven jaar eerder definitief verkregen had, als schenking. En wellicht was dat destijds ook de bedoeling van haar vader. Maar… bij afwezigheid van een geschrift, van een bewijsdocument, zal de animus donandi van vader niet (meer) kunnen bewezen worden. Indien de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) dan, om welke reden ook, zou geïnformeerd zijn omtrent de overboeking van de bewuste 100.000 euro, zou deze kunnen opwerpen dat het om een lening ging, niet om een schenking. Op fiscaal vlak een wereld van verschil: in het geval van een lening hebben de tegoeden het vermogen van vader nooit verlaten – hij verkreeg dan immers een vordering op zijn dochter van 100.000 euro. En een vordering is onderhevig aan erfbelasting: aan een tarief tot 27% in de relatie vader-dochter (en aan een nog veel hogere tarief in bijvoorbeeld de zijlijn). Dat zou helemaal anders zijn indien dochter zou kunnen aantonen dat de overboeking destijds een schenking uitmaakte: dan zou ze er in het geheel geen erfbelasting meer over verschuldigd zijn. Maar daarvoor zal ze een geschrift nodig hebben; dat geschrift is de ‘pacte adjoint’.
Wat is een pacte adjoint ?
Een pacte adjoint is een bewijsdocument. Het is het document aan de hand waarvan de belanghebbende partij (de dochter die zich jegens Vlabel wenst te verweren) kan aantonen dat de schenker (haar vader) haar destijds gelden had overgemaakt ten titel van schenking.
Een pacte adjoint kan verschillende vormen aannemen. In de regel heeft men het over een pacte adjoint wanneer men verwijst naar een document dat door de beide partijen (schenker en begiftigde) ondertekend wordt. Maar regelmatig wordt ook gewerkt met twee afzonderlijke documenten, één dat enkel door de ene partij ondertekend wordt, en een ander dat enkel door de andere partij ondertekend wordt. Varianten hierop zijn mogelijk. In algemene bewoordingen zouden we kunnen stellen dat een pacte adjoint elk document of geheel van documenten is dat wordt opgemaakt tot bewijs van de overboeking als schenking. Het is inderdaad de overboeking zelf die de schenking uitmaakt, de pacte adjoint strekt enkel tot het bewijs ervan. Dit lijkt op juridische muggenzifterij, maar is wel degelijk zeer belangrijk.
Overigens is een pacte adjoint niet specifiek voor een bankgift. Ook andere onderhandse schenkingen (bijvoorbeeld onder de vorm van een kwijtschelding van schuld), en ook nog de klassieke handgift, kunnen vergezeld gaan van een pacte adjoint. Enkel in het geval van een notariële schenking is de opmaak van een pacte adjoint overbodig.
Dat de pacte adjoint zelf niet de schenking uitmaakt, maar het louter bewijs vormt van de schenking – de juridische muggenzifterij waarvan sprake –, heeft zeer belangrijke terminologische gevolgen bij de redactie van het document: de pacte adjoint die meteen na (maar chronologisch zoveel als mogelijk synchroon met) de bankgift wordt opgesteld, dient in de verleden tijd te worden opgemaakt. Het woordgebruik is zeer belangrijk:
- “Bij deze wordt bevestigd dat dochter de schenking via bankoverboeking aanvaard heeft.” is juridisch correct;
- het gebruik van de zin “Bij deze aanvaardt dochter de schenking via bankoverboeking.” is daarentegen absoluut uit den boze.
Potentieel staat of valt de geldigheid van de schenking met een correct woordgebruik in de pacte adjoint.
De impact van de termijnen
Hiervóór schreven we dat de dochter geen erfbelasting verschuldigd is indien ze kan aantonen dat de overboeking van 100.000 euro destijds een schenking uitmaakte. Dat is echter slechts een deel van de waarheid: bankgiften en, meer algemeen, schenkingen van roerende goederen ontsnappen, bij later overlijden van de schenker, enkel aan erfbelasting in twee gevallen (voor onroerende schenkingen gelden andere regels):
- indien de schenking verricht werd buiten de ‘verdachte periode’; de schenking dient inderdaad voldoende ‘oud’ te zijn opdat zij niet aan erfbelasting zou onderworpen worden; tot voor kort gold een ‘verdachte periode’ van drie jaar; deze werd echter verlengd tot vijf jaar voor schenkingen vanaf 1 januari 2025 (schenkingen die dateren van vóór 1 januari 2025, blijven onderworpen aan de ‘driejaarsrisicotermijn’); ons voorbeeld, waarin vader overlijdt zeven jaar na de schenking, was dan ook niet zomaar lukraak gekozen…
- indien de schenking (binnen of buiten de ‘verdachte periode’) vóór het overlijden van de schenker ter registratie werd aangeboden; in dat geval wordt zij aan schenkbelasting onderworpen, maar deze is steeds (veel) lager dan de erfbelasting: 3% of 7%, afhankelijk van o.a. de verwantschapsband.
Overlijdt de schenker binnen de ‘verdachte periode’, en werd niet tot registratie en betaling van schenkbelasting overgegaan, dan wordt zij alsnog belast met (de hoge) erfbelasting.
De bedoeling van de verlenging van de ‘verdachte periode’ tot vijf jaar moge duidelijk zijn: de schenker en/of de begiftigde ertoe aanzetten om de schenkbelasting te betalen. Dat brengt geld in het laatje.
Wat dient u nog meer te weten omtrent de pacte adjoint ?
Nog andere zaken zijn belangrijk:
- Wordt er via bankgift geschonken, dan is het, zoals is gebleken, niet alleen belangrijk dát er een pacte adjoint wordt opgemaakt, maar ook dat die wordt opgemaakt samen met de overboeking (de schenking dus), en dus bijvoorbeeld niet pas vele weken later.
- Het is mogelijk om aan de schenking diverse modaliteiten te verbinden, zoals bijvoorbeeld een beding van terugkeer bij vooroverlijden van de begiftigde, of nog, een verbod voor de begiftigde om het voorwerp van de schenking (100.000 euro) of wat ervoor in de plaats zou komen (de bouwgrond) in te brengen in enige vorm van huwgemeenschap of vergelijkbaar. In de praktijk worden deze modaliteiten dan opgenomen in de pacte adjoint.
Op deze en op aanverwante issues gaan we in in een latere bijdrage.
Deze bijdrage werd redactioneel afgesloten op 22 april 2025. Zij is gebaseerd op rechtsbronnen zoals zij (redelijkerwijze kunnen geacht worden) gekend (te) zijn op die datum, en geldt dan ook onder voorbehoud van wijzigingen naderhand. In geen geval kan deze bijdrage worden opgevat als een advies in een concreet dossier. Ingeval schenkbelasting, registratiebelasting en/of erfbelasting aan de orde is, wordt er steeds uitgegaan van uitgegaan dat de Vlaamse regelgeving van toepassing is – tenzij uitdrukkelijk andersluidend wordt vermeld.
Marc Moreau