Dat er een veralgemeende meerwaardebelasting op financiële activa komt, is al enige tijd geweten. Nu op de Ministerraad van 18 juli ll. het voorontwerp van wet werd goedgekeurd, raken ook meer en meer details ervan bekend. Al blijft het voorlopig nog even met twee woorden spreken: de wet zal pas echt definitief zijn wanneer hij, later dit jaar, ook door het parlement zal zijn goedgekeurd – dat voorbehoud dienen we nog even te maken.
De vraag stelt zich hoe de meerwaardebelasting zal moeten toegepast worden in ‘constructies’ – het blijft een woord met een enigszins negatieve bijklank – van vermogensplanning: door wie en hoe zal de meerwaardebelasting verschuldigd zijn ? Gespreid over enkele bijdragen, overlopen we een aantal veel voorkomende scenario’s. In deze bijdrage beperken we ons tot de planningstechniek waarin (veelal) ouders een beleggingsportefeuille schenken met voorbehoud van vruchtgebruik.
De inning van de meerwaardebelasting
Voorafgaandelijk dienen we het voor een goed begrip wel even te hebben over de wijze waarop de meerwaardebelasting zal geïnd worden. We beperken ons daarbij vooralsnog tot de meerwaardebelasting op financiële instrumenten (individuele aandelen, aandelen van beleggingsfondsen, obligaties, trackers, enzovoort), die 10% zal bedragen.
Er zijn twee opties:
(i) inning via de roerende voorheffing;
(ii) inning via de aangifte in de personenbelasting.
Meerwaarden op financiële instrumenten worden in principe onderworpen aan een roerende voorheffing van 10%. Deze voorheffing zal worden ingehouden door de in België gevestigde tussenpersoon, veelal een bank. Dergelijke inning werkt bevrijdend, in die zin dat er in de aangifte personenbelasting geen melding meer moet gemaakt worden van de gerealiseerde meerwaarden. Ze gebeurt bovendien ‘geanonimiseerd’: de tussenpersoon stort de ingehouden roerende voorheffing voor al haar klanten globaal door aan de schatkist. Dat is ook hoe het nu reeds werkt voor de ‘gewone’ roerende voorheffing op inkomsten zoals dividenden.
De inning van de 10% meerwaardebelasting bij wijze van voorheffing is natuurlijk gemakkelijk – de bank verricht de betaling in uw plaats –, maar dit comfort en de bijhorende anonimiteit komen met een prijs: zo zal de bank die de roerende voorheffing inhoudt, geen rekening houden met de vrijgestelde schijf (van 10.000 euro tot eventueel 15.000 euro) waar u recht op heeft; evenmin zal zij eventuele gerealiseerde minwaarden in aanmerking nemen.
Dergelijke verrekeningen kan u naderhand weliswaar alsnog claimen, via de aangifte personenbelasting, maar dat gaat dan ten koste van de eerder bekomen anonimiteit. Bovendien vormt de inhouding van de roerende voorheffing een al dan niet aanzienlijke voorfinanciering, zeker indien naderhand één of andere verrekening verricht wordt.
Het zal echter ook mogelijk zijn om de meerwaardebelasting integraal via de aangifte personenbelasting te voldoen. Dit is de zgn. ‘opt-out’: u geeft aan uw bank uitdrukkelijk te kennen dat u haar vrijstelt van de inhouding van de roerende voorheffing, en u regelt alles zelf via uw aangifte personenbelasting. Van anonimiteit is in dat geval uiteraard geen sprake.
Alles welbeschouwd, komt één en ander hierop neer, dat wie verrekeningen (waaronder de vrijgestelde schijf) wenst toegepast te zien, zijn anonimiteit prijsgeeft. Dat is zo in elk van beide opties.
Belangrijk, ook voor wat volgt, is voorts nog dat indien een rekening méér dan één titularis heeft – wat bij maatschappen (zie een volgende bijdrage) per definitie het geval is –, de ‘opt-out’ enkel zal kunnen bekomen worden indien álle titularissen daarom verzoeken.
Vruchtgebruik – de principes
Ouders hebben een beleggingsportefeuille, bestaande uit liquiditeiten en effecten, geschonken aan hun enige zoon, onder voorbehoud van een levenslang vruchtgebruik. De zoon is dus vooralsnog slechts de blote eigenaar.
Burgerrechtelijk hebben de ouders het beheer over de beleggingsportefeuille. In die hoedanigheid, als beheerder, hebben zij volmacht op de rekeningen. Zij zijn het die de beleggingsverrichtingen stellen: aan- en verkopen van aandelen, inschrijven op een nieuwe uitgifte, een obligatie tussentijds verkopen, enzovoort. De blote eigenaar, de zoon dus, heeft hierover weinig tot niets te zeggen. Meer zelfs, zolang het vruchtgebruik loopt, heeft hij geen enkele beschikking over de tegoeden ‘onder vruchtgebruik’.
Niettemin is de blote eigenaar, de zoon dus, de belastingplichtige van de meerwaardebelasting. En dit ondanks het feit dat het zijn ouders zijn die, als beheerders van de portefeuille, beslissen of en wanneer er al dan niet effecten verkocht worden, en dus of en wanneer meerwaarden al dan niet effectief gerealiseerd worden. Dat is niet anders indien de ouders zouden beslissen om het beheer van de beleggingsportefeuille uit te besteden aan een financiële instelling (het zgn. discretionair beheer of vermogensbeheer), wat vrij courant voorkomt: ook dan is de blote eigenaar de belastingplichtige. En dat is zelfs niet anders in die gevallen waarin, veelal in de akte schenking, het vruchtgebruik bij wijze van onderlinge afspraak werd uitgebreid tot de meerwaarden, bovenop de inkomsten (vruchten) (wat onder het huidige recht weliswaar niet meer is toegestaan): ook dan blijft de blote eigenaar de belastingplichtige.
Zijn er verschillende kinderen, die elk een onverdeeld deel van de beleggingsportefeuille in blote eigendom bezitten, dan zal elk van hen ten belope van zijn of haar aandeel in de onverdeeldheid de meerwaardebelasting verschuldigd zijn. Doorgaans zijn de aandelen van de kinderen gelijk (twee kinderen die elk de helft bezitten, drie kinderen die elk een onverdeeld derde deel bezitten, enzovoort), maar dat is niet per definitie het geval.
Vruchtgebruik – hoe de meerwaardebelasting voldoen ?
Wordt er niet gekozen voor de ‘opt-out’, dan zal de bank bij realisatie van een meerwaarde de roerende voorheffing inhouden. Zij zal die (wellicht) rechtstreeks inhouden uit het verkoopprovenu, dat deel uitmaakt van de beleggingsportefeuille. Voor de blote eigenaars – één of meer – is dit tot op zekere hoogte een geruststelling, want op die manier zijn zij zeker dat zij de meerwaardebelasting niet ‘uit eigen middelen’ moeten voldoen.
Zoals gezegd, zal de bank die de roerende voorheffing inhoudt, geen rekening houden met, bijvoorbeeld, de vrijgestelde schijf waar elk van de blote eigenaars recht op heeft. Wensen zij deze vrijstelling te genieten, dan zullen zij dat elk via hun eigen aangifte in de personenbelasting dienen te doen. Hetzelfde geldt voor de verrekening van eventuele minwaarden. Dergelijke verrekeningen zullen in de regel leiden tot een teruggave van (een deel van) de ingehouden roerende voorheffing. Een leuk ‘extraatje’ voor de blote eigenaars: zij zullen deze teruggave op hun eigen rekening ontvangen, en er vrij kunnen over beschikken, terwijl de voorfinanciering gebeurde met (voor de blote eigenaars onbeschikbare) gelden uit de beleggingsportefeuille ‘onder vruchtgebruik’.
Wordt er wél voor de ‘opt-out’ gekozen, dan wordt er logischerwijze geen roerende voorheffing ingehouden. In dat geval ligt de volledige ‘fiscale administratie’ in handen van de blote eigenaars, die alles via hun aangifte personenbelasting zullen dienen te regelen – wat in essentie grotendeels ook het geval is in de piste zonder ‘opt-out’ waarbij (via de aangifte) verrekeningen worden verricht (zie hiervóór); met die belangrijke nuance weliswaar dat in het geval van een ‘opt-out’ de blote eigenaars de meerwaardebelasting dan wel ‘uit eigen middelen’ zullen moeten voldoen.
Welke piste is nu de beste: de roerende voorheffing laten inhouden of kiezen voor de ‘opt-out’ ? Een argument om te kiezen voor de ‘opt-out’, is het vermijden van de voorfinanciering die met de inhouding van roerende voorheffing gepaard gaat. O.i. zal veelal de ‘opt-out’ aangewezen zijn, althans op voorwaarde:
- dat elke blote eigenaar interesse heeft in de ‘opt-out’; én,
- indien er minstens twee blote eigenaars zijn, dat zij allen uitdrukkelijk kiezen voor de ‘opt-out’; én, alhoewel dat geen absolute must is,
- dat de relatie tussen de blote eigenaars en de vruchtgebruikers goed is.
Het is mogelijk dat een blote eigenaar geen interesse heeft in de ‘opt-out’, bijvoorbeeld omdat anonimiteit voor hem vooropstaat.
In de regel zal de verstandhouding tussen vruchtgebruikers en blote eigenaars wel in orde zijn (zo niet, waren ze wellicht niet aan de familiale planning begonnen). In het geval van een dergelijke goede verstandhouding kunnen de vruchtgebruikers met de blote eigenaars dan een regeling treffen op grond waarvan zij (de blote eigenaars) financieel gecompenseerd worden voor de meerwaardebelasting die zij, via hun aangifte personenbelasting, ‘uit eigen middelen’ dienen te voldoen. Al hangt veel natuurlijk ook af van de grootteorde van de bedragen waarover het gaat…
Afsluitende bedenking
Het is nu al duidelijk dat de meerwaardebelasting een zeer complexe aangelegenheid zal worden, niet alleen de materie zelf, maar ook de implementatie ervan in de praktijk. En dat zal des te meer het geval zijn indien een beleggingsportefeuille aan verschillende personen toebehoort, of minstens wanneer verschillende personen betrokken zijn, wat in het geval van een familiale planning, en dus ook in de casus van een ‘gesplitste’ beleggingsportefeuille (vruchtgebruik-blote eigendom), per definitie zo is.
Marc Moreau
Deze bijdrage werd redactioneel afgesloten op 14 augustus 2025. Zij is gebaseerd op rechtsbronnen zoals zij (redelijkerwijze kunnen geacht worden) gekend (te) zijn op die datum, en geldt dan ook onder voorbehoud van wijzigingen naderhand. In geen geval kan deze bijdrage worden opgevat als een advies in een concreet dossier. Ingeval schenkbelasting, registratiebelasting en/of erfbelasting aan de orde is, wordt er steeds van uitgegaan dat de Vlaamse regelgeving van toepassing is – tenzij uitdrukkelijk andersluidend wordt vermeld.